We gaan hier geen mooi schilderij van maken!
Mieke van der Weij



Atelierbezoek bij Ineke van Koningsbruggen

Het grote doek dat in mijn huis hangt van Ineke van Koningsbruggen zou ik niet graag meer willen missen. Geruime tijd heeft het in de kelder gestaan; er werd verbouwd. Ik was blij toen het weer op zijn vertrouwde plek hing. Ook haar kleinere werk op papier koester ik. Dat hangt in de slaapkamer. Als ik wakker word, is het er.
De eerste keer dat ik werk van haar zag, was bij onze wederzijdse vriendin Janine Smits. Ik was meteen onder de indruk, want, zoals Janine het zegt: ‘haar werk straalt een enorme kracht, ruimte en vrijheid uit, met daarin veel lagen, niet alleen van de aarde maar vooral van het leven zelf.’ Zulke woorden verzin ik dan weer niet, maar die lagen, die zie ik, ook op het doek. Ik zie ze letterlijk als het licht op een speciale manier op het schilderij valt. Je kunt zien dat haar werken een lang proces vergen. Maar hoe ziet dat proces eruit? Daarvoor moet je naar het hoofd, en de ziel van de kunstenaar. Niet eenvoudig om daar naartoe te gaan. Naar haar atelier kan wel.
Een atelierbezoek heeft iets intiems. Toch ben ik welkom om te proberen iets te vangen van dat proces. Ze praat er enthousiast en vurig over. Al kan ze dan opeens midden in dat vuur roepen: ‘Woorden beperken het!’



‘She takes an entire landscape into her studio’

Haar atelier ligt verscholen in het groen, in de enorme tuin van de modern-klassieke villa in Vught, waar ze met George woont, sinds de kinderen het huis uit zijn. Het is verrassend groot, met veel verschillende ruimtes. Toch is het één geheel.
Op de tafel in het atelier ligt een wirwar van paperassen, kranten, foto’s, een strip negatieven, blikjes met gummetjes, lijm, visitekaartjes. En er staat een zilveren schaal met slagroomsoesjes, voor bij de koffie. Op de grond dozen met dia’s, een plastic zak… Er klinkt muziek, radio 4. Het is er koud… Ineke vindt van niet.
Het is meteen duidelijk wie hier de regie heeft. Ineke heeft zich voorbereid. Er komt een boek met foto’s van haar werk op tafel en ze steekt onmiddellijk van wal over kunstenaars die haar hebben geïnspireerd. ‘Ik heb een dag zitten schrijven..’
‘Giotto natuurlijk, over hem ging mijn scriptie, El Greco, en Velazquez! Als je bij hem een stuk van een japon bekijkt.. dat is net een abstract schilderij! Frans Hals met zijn grove streek, dat is bijna 20ste eeuws verfgebruik!’ en dan, met de zelfspot die haar zo eigen is: ‘..ben ik weer de juf die al haar lessen altijd helemaal uitschreef.’ Tja, zoveel jaren in het kunstonderwijs poets je nooit meer weg.
Al snel gaat het over de aspecten die een rol speelden bij de overgang van figuratief naar abstract in de loop van de kunstgeschiedenis, een overgang die ook in háár werk zit. En dan wordt duidelijk hoe goed ze als ‘juf’ geweest moet zijn. Ze weet die wonderlijke overgang meteen cultuurhistorisch te duiden.
‘Toen er geen opdrachtgevers meer waren voor portretten, omdat de fotografie dat overnam, had de schilderkunst zijn functie verloren. De schilderijen moesten op een andere manier aan de man worden gebracht en het galeriewezen ontstond..’ en dan opeens, midden in haar ‘college’ ‘maar eigenlijk vind ik kwalificaties als abstract of figuratief niet zo belangrijk.’ Typisch Ineke, zo’n overgang.



Bij omgeploegde akkers sta ik nog steeds te kwijlen

Onthou: Ineke van Koningsbruggen gaat altijd uit van het landschap. Die passie voor de ruimtelijkheid daarvan is begonnen met objecten in dat landschap. ‘Kluiten aarde, die ging ik tekenen.. Bij omgeploegde akkers sta ik nog steeds te kwijlen.
Waarom is mijn onderwerp niet dit?’ en ze pakt de zilveren schaal op waar nog één soesje in ligt, in een smetteloze linnen servet, een geheel dat vreemd contrasteert met de kleurige en klodderige omgeving.
‘She takes an entire landscape into her studio’ lees ik ondertussen in een oude catalogus die over haar werk verscheen en op tafel rondslingert. Dat is mooi gezegd. Maar hoe doe je dat?



Ik ben erg van de rituelen

Het begint met tekenen in ‘het vrije veld’.
In een aparte hoek van het atelier staan de spullen klaar voor de jaarlijkse 2 weken in Spanje, waar ze met een vaste groep schilders al heel lang naar toe gaat. Er hangen foto’s van eerdere reizen, het ziet er gezellig uit.
Wat gaat er mee?
Een oud wijnkistje vol gebruikte krijtjes, een plastic bak met flessen verf, een beduimeld opvouwbaar matrasje om in de zon te liggen, sinds kort een opklapstoeltje en een jerrycan die zijn beste tijd gehad heeft. Een welhaast vermolmd uitklaptafeltje. Alles is oud en vies, doorleefd kun je ook zeggen.
‘Ik ben erg van de rituelen’ zegt ze. Is me helemaal duidelijk!
Ook liggen er planken, waar ze het papier met klemmen aan vastmaakt, anders waait het weg. ‘die leg ik om mij heen, op de grond, dat is een goede afstand om te kijken, tot de tekening in de map kan.’
‘Het is fijn, die spullen,’ zegt ze genietend, zich duidelijk verheugend op het aanstaande vertrek.
‘Het is me wel eens overkomen dat ik de verf vergeten was. Paniek! Met een sigaretje bracht ik mezelf tot bedaren en toen heb ik uiteindelijk alleen met krijt gewerkt. Materiaal is heel belangrijk, maar daar gaat het uiteindelijk niet om.’



Uren praten over kwasten

Na de reis, die ook naar de Bourgogne kan gaan, worden de tekeningen in het atelier weer te voorschijn gehaald. Een spannend moment. Zijn ze echt goed?
En dan, in het lichte, hoge deel van het atelier, waar haar schilderijen dan daadwerkelijk tot stand komen, zie ik hoe belangrijk materiaal voor haar is.
‘Het lijkt een chaos’, zeg ik.
‘Dat is het ook’, zegt ze monter, om er kalmpjes aan toe te voegen: ‘maar daar heb ik ook behoefte aan.’
De tafel ligt vol met stompjes houtskool, bakjes olie, papier, aan de muur foto’s van schetsen, een kleurenstaalkaart van olieverven, enz.
Er volgt een exposé over Schevenings purper bruin, de prijzen van verf (die hebben met pigmenten te maken, wantrouw merken waar alle kleuren even duur zijn!), het gewicht van sommige tubes (pigmenten maken de verf zwaar, blauw pigment bijvoorbeeld is zwaar) en de diverse merken, Le Franc, Talens, Goya. ‘Die heeft mooie rode. Allemaal hebben ze hun sterke kleuren, Rauwe Omber van Rembrandt is helemaal goed, maar van een ander merk weer niet. Schmincke heeft hele gemene kleuren. Ja, die is er ook: de afdeling gemene kleuren.’ Ze maakt een tube open, ruikt er aan. ‘fantastisch, heel fijn! Hier kan ik avonden over praten.’ Ik geloof het onmiddellijk.
‘Ja, ik ben een materiaalfanaat. Ik sta likkebaardend voor zo’n winkel.’
‘Zit er systeem in?’ vraag ik.
‘Jazeker!’
Ze loopt naar een bosje kwasten, pakt er een liefkozend op. ‘Dit is een fijne, die is minder. Over kwasten kan ik ook uren praten, of over messen!’



Mensen kunnen niet kijken

‘Werk je elke dag?’
‘Soms schrijf ik. Maar eigenlijk zijn het altijd smoezen. Alles wat ik hier doe behalve schilderen, is smoezengedrag.. niet goed geslapen, ik moet ’s avonds nog ergens naar toe.. Dan opeens: ‘natuurlijk is het een ramp. Het is verschrikkelijk moeilijk, uitputtend. Dan kijk ik naar dit doek en denk: wat doe ik hier? Moet ik hier godver iets van maken? Ik zou ook liever op een terrasje zitten met een glas wijn. Kennelijk moet ik die strijd aangaan. En het interesseert me ook geen fuck wat mensen ervan zeggen. Ik wantrouw hun kijkgedrag. Mensen kunnen niet kijken.’
De tekeningen dienen als materiaal voor de schilderijen.
Wat is het verschil tussen tekenen en schilderen?
‘Tekenen is een heel andere benadering van het platte vlak. Om de ruimte er omheen hoef je je niet te bekommeren. Maar een schilderij gaat tot aan het randje. Schilderen is veel moeilijker. Bij tekenen kun je van je waarneming uitgaan. Maar die tussenstap is voor mij essentieel… Het is lastig materiaal, olieverf. Ik zeg altijd: olieverf is een mens, acrylverf is een onnozele gast. Daar kun je alles mee doen.’
‘Ik moet nou eenmaal die enorme weg afleggen. Bij het denken eraan word ik al moe.’
‘Als een schilderij af is, ben ik alweer benieuwd naar het volgende. Ik moet nog zoveel schilderijen maken. Maar ja, hoe oud denk ik te worden? Ik vergeet dood te gaan, denk ik. Nee, ik ben er niet bang voor dat het ophoudt, ook al is het een erg fysiek vak. Ik was altijd een van de weinige vrouwen die zelf haar doeken opspande. Het heeft ook veel met motoriek te maken. Ik werk graag op blote voeten. Alles is motoriek.’ Goedkeurend staat ze bij een maagdelijk doek. ‘Mooi formaat, 200 x 280.’

Er is ook veel zelfhaat. ‘Vaak vind ik het zo verschrikkelijk, dan durf ik twee, drie dagen niet in mijn atelier te komen. Met een smoes (ik moet iets pakken), of ik kijk toevallig door het raam, moet ik dan toegeven dat het best meevalt. Maar:’ ik ben zeer beducht voor de val van de esthetiek. Als mensen zeggen dat mijn werk zo mooi is, irriteert mij dat. Esthetiek, daar schiet je niks mee op. Je moet oppassen dat het niet te braaf wordt.’

‘We gaan hier geen mooi schilderij van maken!’


www.artsupport.nl